De kerkenraad benadrukt dat de predicaties niet ter vervanging zijn van de kerkdiensten. Onze vaderen drongen aan op het onderhouden van de kerkdienst. De dag des Heeren moet als Gods dag afgezonderd worden. We moeten naarstig opgaan naar Gods huis. Ons hele leven dient erop gericht te zijn om de eeuwige sabbat in dit leven aan te vangen.
Hebreeën 10:25 En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar elkander vermanen; en dat zoveel te meer, als gij ziet dat de dag nadert.
(Namelijk in de christelijke vergaderingen, die tot het gehoor van Gods Woord, gemeenschappelijke gebeden, en gebruik der heilige sacramenten aangericht zijn.)
‘Wat gebiedt God in het vierde gebod? Eerstelijk dat de kerkdienst, of het predikambt, en de scholen onderhouden worden, en dat ik, inzonderheid op den sabbat, dat is op den rustdag tot de gemeente Gods naarstiglijk kome om Gods Woord te horen, de Sacramenten te gebruiken, God de Heere openlijk aan te roepen, en de armen Christelijken handreiking te doen ……..’
(HC vr. 103)
De kerkdienst is een door God ingesteld ambt, om de Gemeente te onderrichten over God en Zijn wil, op grond van Gods Woord, dat door de profeten en apostelen is nagelaten en om de Sacramenten te bedienen volgens God instelling. Daarom bestaat de kerkdienst uit twee stukken, namelijk uit het prediken van Gods Woord en uit het zuiver bedienen van de Sacramenten. De redenen waarom God de kerkdienst heeft ingesteld, zijn de volgende:
1. Om Gods eer, want God wil onder het menselijk geslacht niet alleen persoonlijk door een ieder, maar ook openlijk door de stem der gehele gemeente in dit leven geprezen en aangeroepen zijn (Ps. 68:27). 2. Opdat ze een instrument of middel zou zijn, waardoor de mensen tot God bekeerd worden (Ef. 4:11). 3. Opdat God Zichzelf zou voegen naar onze zwakheid, door de mensen door middel van mensen te onderrichten. 4. Opdat Hij Zijn liefde jegens de mensen zou tonen, (daarin) dat het Hem om de mensen te maken tot dienaars van het aller voortreffelijkste werk en van de dienst der verzoening, welke Gods Zoon ook Zelf bediend heeft (2 Kor. 5:16). 5. Opdat de gemeente in deze wereld zichtbaar en bekend zou zijn en opdat de verworpenen zich niet hebben te verontschuldigen.
(Het Schatboek, Zacharius Ursinus)